Uitgevoerd door Lynn Coorevits (imec).
Zo goed mogelijk achterhalen wat er al geweten is over:
- Angst bij kinderen (algemeen)
- Pre-operatieve angst
- Technieken ter reductie van pre-operatieve angst
Verder werden ook de bestaande oplossingen zo goed mogelijk in kaart gebracht.
Angst
Angst uit zich typisch in fight-flight-freeze responses. Dit wil zeggen dat een persoon die angst ervaart kan reageren door de situatie te proberen aanpakken (vecht); door weg te lopen (vlucht); of door te bevriezen en niet te reageren op de omgeving (vries).
Takeaway:
In eerste instantie gingen we ervan uit dat vooral kinderen die wenen, tegenstribbelen of proberen weglopen tijdens het pre-operatief proces angst ervaren. Na desk research werd duidelijk dat ook de kinderen die meewerken en niets doen waarschijnlijk angstig zijn, maar dit anders (of niet) uiten. Bijgevolg is de doelgroep groter dan initieel gedacht, en omvat die alle kinderen die het operatiekwartier binnenwandelen.
Cognitief proces bij angst
Angst neemt erg veel ruimte van het werkgeheugen in. Daardoor is er minder cognitieve ruimte voor andere taken. Het omgekeerde is ook waar: wanneer iemands werkgeheugen al vollop bezig is met cognitieve taken, krijgt angst minder ruimte. Het werkgeheugen is al overladen. Afleidingstechnieken vormen daarom een geschikte oplossing, want ze vragen veel van het werkgeheugen. Dit noemt men actieve afleiding, en heeft zeker twee voordelen:
- Het kind ervaart meer controle over de situatie
- Het werkgeheugen wordt gebruikt, waardoor er minder ruimte is voor angst
Takeaway
De oplossing moet al vroeg in het proces de aandacht van het kind trekken en het op een actieve manier afleiden. Hoe vroeger in het pre-operatief proces er wordt ingegrepen, hoe beter. Het kind mag daarbij geen passieve ontvanger zijn van de afleidingstechniek, maar moet er actief bij betrokken zijn en zich de situatie eigen maken. Snoezelruimtes hebben in het verleden al hun nut bewezen om angst of stress bij kinderen weg te werken.
Kinderen ervaren verschillende types angst tijdens het pre-operatief proces (Tan & Meakin, 2010):
- Angst om gescheiden te worden van hun ouders
- Angst voor pijn
- Angst voor een vreemde omgeving
- Angst voor de verdoving
- Angst voor de operatie zelf
De impact van de types angst verschilt per leeftijd (Kelley, Cooper & Wilson, 2017):
1-3 jaar
Binnen deze leeftijdsgroep hebben kinderen vooral angst om gescheiden te worden van hun ouders. Ze hebben ook meer kans een 'stormachtige' inductie te ervaren omdat ze de situatie niet goed begrijpen. Deze doelgroep is het moeilijkst af te leiden, maar bij sommigen werken speelgoed en verhalen goed.
3-6 jaar
Deze kinderen zijn vooral bang voor de impact die de operatie zal hebben op hun lichaam (verminking, ...). Bij hen is het vooral belangrijk om goed uit te leggen wat er zal gebeuren. Speeltherapie werkt erg goed bij deze leeftijdsgroep.
7-12 jaar
Iets oudere kinderen hebben vooral behoefte aan een gevoel van controle. Voldoende uitleg kan hierbij helpen, maar ook bijvoorbeeld het zelf laten kiezen en/of vasthouden van hun (anesthesie)masker tijdens de inductiefase. Ook boeken, foto's, video's, ... kunnen een positieve bijdrage leveren.
Kelly Lucy, Cooper Michael & Wilson Kate (2017). Paediatric anaesthesia: Challenges with induction, Paedriatec anesthesia tutorial 367
Lena Tan, BMBS MRCP FRCA, George H Meakin, MD FRCA, Anaesthesia for the uncooperative child, Continuing Education in Anaesthesia Critical Care & Pain, Volume 10, Issue 2, April 2010, Pages 48–52, https://doi.org/10.1093/bjaceaccp/mkq003
De aanwezigheid van ouders tijdens de pre-operatieve fase kan helpen om de angst bij het kind te reduceren - tenminste, indien de ouders de eigen angst niet projecteren op het kind. Afleiding heeft al bewezen te werken bij angstreductie. Aangezien kinderen verschillende interesses hebben, zijn meerdere keuzemogelijkheden binnen de afleidingstechnieken wenselijk. Mogelijke vormen van afleiding zijn bijvoorbeeld tekenfilms, videospelletjes, boeken, muziek, ... (Aytekin et. al, 2016).
Hoe meer sensorische modaliteiten een bepaalde vorm van afleiding biedt (auditief, visueel, kinetisch of tactiel), hoe minder ruimte er is om aandacht te besteden aan angst (Chow et. al, 2015).
Door een aangename activiteit te voorzien die ook cognitief en motorisch de aandacht van kinderen opeist, wordt de mogelijke aandacht die ze aan de (angstaanjagende) omgeving kunnen besteden gereduceerd (Cumino et al, 2017). Zo'n actieve vorm van afleiding is de meest effectieve. Onderzoek heeft verder aangetoond dat video beter werkt dan traditioneel speelgoed op het moment van inductie (Dwairey et al, 2018).
Tegelijkertijd is het belangrijk dat kinderen niet overprikkeld geraken, aangezien dit een averechts effect kan hebben. Het combineren van de juiste componenten is dus cruciaal. Denk daarbij aan rustige achtergrondmuziek, een donkere ruimte, of andere zaken die een lage sensorische stimulus voorzien (Kain et al, 2001).
Tot slot is het zinvol het kind al voor de operatie bloot te stellen aan het masker (Fortier et al, 2011). Door hen doorheen het proces keuzes te laten maken, krijgen ze opnieuw een gevoel van macht/controle binnen een situatie waarin dit normaal gezien niet het geval is. Het uitnodigend maken van de ruimte en het voorzien van afleiding helpen dus met het reduceren van de angst (Lerwick et al, 2016).
Aytekin et al. (2016): “The Effects of Distraction on Preoperative ANXIETY LEVEL IN CHILDREN”
Chow et al. (2015): “Systematic review: audiovisual interventions for reducing preoperative anxiety in children undergoing elective surgery”
Cumino et al. (2017): “Smartphone-based behavioral intervention alleviates children’s anxiety during anesthesia induction”
Dwairej et al. (2018): “The effectiveness of video distraction on children preoperative anxiety: an integrative literature review”
Fortier et al. (2011): “Analyzing a family-centered preoperative intervention program: a dismantling approach”
Kain et al. (2001): “Sensory stimuli and anxiety in children undergoing surgery: a randomized, controlled trial”
Lerwick et al. (2016): “Minimizing pediatric healthcare-induced anxiety and trauma”
Medipuppet is een pop gemaakt uit materialen die rondom de smartphone geplaatst worden. Bron: https://www.researchgate.net/publication/221629661_mediPuppet_an_interactive_comforting_companion_for_children_while_visiting_a_doctor
BERT (Bedside Entertainment & Relaxation Theater) is een scherm dat aan het bed van het kind gemonteerd kan worden. SEVO de draak ademt vervolgens vuur uit wanneer de kinderen in het masker blazen. https://healthier.stanfordchildrens.org/en/doctors-garage-lucile-packard-childrens-hospital-stanford-launches-innovative-program-reduce-anxiety-kids-going-surgery/
VR (Virtual Reality): Veel ziekenhuizen investeren vandaag in VR om pijnreductie gedurende kleine procedures te realiseren.
Snoezel recovery In Manchester hebben ze de recovery kamer ingericht als een snoezelruimte om kinderen op aan aangename, positieve manier wakker te laten worden. https://www.medequip4kids.org.uk/projects/magic-medic-spreads-joy/
Avonturen Ziekenhuizen werken ook vaak met een herinrichting van de machines of de (operatie)kamer om het kind op avontuur te laten gaan. Dit gebeurt voornamelijk door het bestickeren van de kamer of de machines http://www.chp.edu/our-services/radiology/our-approach/adventure-rooms
OmniReflex transformeert de muur van een ziekenhuiskamer muur in een interactief gegeven. https://www.youtube.com/watch?time_continue=81&v=uQ9TOuB1Jtw
Op basis van al deze inzichten identificeerden we volgende aandachtspunten bij het ontwerpen van een oplossing:
- Zorgen voor actieve afleiding
- Afleidingstechniek wordt vroeg in het proces geïntroduceerd (werkgeheugen inpalmen)
- Herkenbaarheid (kinderen moeten ermee vertrouwd zijn)
- Multisensorisch: verschillende zintuigen (horen, zien, ...) worden aangesproken, maar zonder overprikkeling te veroorzaken
- Ouders moeten deel zijn van de oplossing
- Aankleden van de angstaanjagende ruimte
- Bieden van keuzemogelijkheden